6.11.12

Rémi Brague



Goed nieuws over de Franse filosoof Rémi Brague. Ik hoorde vanmorgen dat er een Nederlandse vertaling gaat verschijnen van zijn meesterlijke essay over de Europese (Romeinse) cultuur. Brague publiceerde zijn boek in 1992 in het Frans (Europe, la voie romaine). Een Engelse vertaling  kwam tien jaar later uit (Eccentric Culture: A Theory of Western Civilization). Ook in andere talen is het boek inmiddels vertaald, maar in het Nederlands nog niet. Over een jaar komt die vertaling er alsnog. Emeritus hoogleraar Koos de Valk tekent voor de vertaling, die bij uitgeverij Klement zal verschijnen. Het boek wordt, D.v.e.f., gepresenteerd op het afscheidscolloquium van de Tilburgse hoogleraar Donald A. A. Loose, die op vrijdag 22 november 2013 met emeritaat gaat. Bij die gelegenheid komt ook Brague zelf naar Nederland voor een lezing.






Waarom ik dit boek van Brague zo waardeer, heb ik vorige week duidelijk gemaakt in mijn rubriek in Elsevier. Hieronder de tekst van dat stukje.


Een vingerhoed vol


Het is ongelijk verdeeld in de wereld, ook wat betreft de aandacht die filosofen krijgen en verdienen. Een filosoof die in Nederland veel bekender zou moeten zijn dan hij is, is de Parijse denker Rémi Brague (65). In zijn eigen land is hij, als voormalig hoogleraar aan de Sorbonne, wel geëerd. Zo kreeg hij de Grote Prijs voor de Filosofie van de Académie Française en maakt hij daar inmiddels deel uit van de prestigieuze Académie des sciences morales et politiques. De paus heeft hem vorige week de Ratzingerprijs voor Theologie toegekend.

Maar in Nederland zijn z’n optredens tot nog toe beperkt gebleven tot een enkele bijdrage aan een bijeenkomst van het Nexus Instituut en een groot interview in Opinio zaliger. Geen van zijn vele boeken is ooit in het Nederlands vertaald. Waarom verdient hij beter?

Ik heb Brague enkele keren ontmoet. Een kleine, beweeglijke man, met een te grote bril, zonder een zweem van iets dat naar het modieuze neigde. Hij trof mij vooral door zijn gevoel voor humor en voortdurende betuigingen van nederigheid. En die betuigingen waren nog niet gespeeld ook. Brague weet zoveel, dat hij – vergeeft u mij het cliché, maar in het geval van Brague is daar geen sprake van – vooral ook heeft leren inzien wat hij allemaal nog niet weet.

Zijn boeken op het terrein van de filosofie van de Oudheid en Middeleeuwen getuigen van een duizelingwekkende belezenheid in de primaire bronnen. Brague studeerde eerst klassieke talen en filosofie, en daarna ook nog (na zijn dertigste) Arabisch. Hij kreeg beide disciplines voldoende onder de knie om aan de Sorbonne zowel Griekse en Romeinse als Arabische filosofie te doceren. Maar het liefst had hij de naam willen dragen van zijn Amerikaanse uitgever Bruce Fingerhut. Een vingerhoed, daar kan niet veel in. Zo meende Brague zelf maar een klein beetje kennis en wijsheid in zich opgenomen te hebben.

Zijn bekendste, en voor een breed publiek belangrijkste boek is een studie over de essentie van de Europese cultuur. In het Frans heet dat boek Europe, la voie romaine (Europa, de Romeinse weg), in het Engels is het vertaald als Eccentric Culture – ‘excentriek’ in de letterlijke zin van buiten het centrum liggend. Het boek is al in meer dan tien talen vertaald, maar nog niet in het Nederlands.

De essentie van de Europese cultuur ligt buiten of aan de marge van het continent. Twee steden hebben Europa geschapen: Jeruzalem en Athene. In de hoofdstad van het oude Europa, Rome, bestond het besef dat er een norm buiten haar was waartoe iedereen zich moest verheffen. Er was een cultuur waarin Europeanen moesten assimileren, het geloof en de cultuur van de Joden en Grieken. En er was een barbarij die iedereen moest bedwingen – de eigen barbarij. De Europese cultuur is een cultuur die zichzelf door de eigen bronnen voortdurend laat corrigeren. Alle renaissances in de Europese geschiedenis zijn er het bewijs van. De Renaissance van de vijftiende en zestiende eeuw was, bijvoorbeeld, een geslaagde poging om het verval in kerk en samenleving te corrigeren door de Bijbel en de klassieken te herontdekken.

In dit opzicht verschilt de Europese, christelijke cultuur wezenlijk van de islamitische, Bragues tweede terrein van onderzoek. De Islam assimileert niet maar eigent zich iets toe, sluit het andere in zichzelf in zonder het nog langer als iets vreemds te erkennen. Gebruikte bronnen worden vernietigd, en worden niet gecultiveerd als een soort ‘tegenover’ dat moslims tot renaissances dwingt, tot een correctie van het eigen denken en geloven aan andere, ‘vreemde’ bronnen.

Daarom zal de Islam in het moderne Europa altijd een lastig verschijnsel blijven. Moslims geloven dat hun religie de beste van de wereld is, het geloof dat alle andere geloven overbodig heeft gemaakt en dat daarom dient te domineren. Maar de werkelijkheid in het Midden-Oosten bewijst eerder het tegendeel. Woede en rancune zijn het gevolg, zoals de geweldsuitbarstingen naar aanleiding van een recent anti-islamfilmpje op internet duidelijk maakten. Filosofie en een scheiding van kerk en staat laat zich binnen de islam niet denken. Als de Koran het onveranderlijk Woord van God is, dient de werkelijkheid zich aan dat boek aan te passen. Niet andersom.

Bij Brague berust dat oordeel op kennis en niet op een vooroordeel ingegeven door angst voor het andere en vreemde.