31.5.11

De nieuwe hoffelijkheid van links

Wethouder Andrée van Es van Amsterdam hield onlangs een pleidooi voor hoffelijkheid in de strijd tegen het falen van haar oude ideaal, de multiculturele samenleving.





Dat is nieuw, een links politicus die waarden, normen, deugden en fatsoen bepleit in een politiek debat. Wie dat vroeger deed viel onder de banvloek van de fatsoensrakkerij. Royaal heb ik wethouder Van Es daarom welkom geheten in het conservatieve kamp, dat immers altijd al pleidooien voor een cultureel fundament onder de samenleving voerde. Het artikel stond vorige week op de website van Binnenlands Bestuur en in de Volkskrant.
Het stuk riep nogal wat reacties op van mensen die zich kwaad maakten over de inhoud. Daarom heb ik vandaag een repliek geschreven die op de website van Binnenlands Bestuur en op de opinie-website van de Volskkrant is verschenen. Beide artikelen staan hieronder.



Welkom, wethouder Van Es, in het conservatieve kamp!


Ik tel mijn zegeningen: als zelfs iemand van GroenLinks komt vertellen dat we de deugd van de hoffelijkheid moeten herstellen, dan blijkt de werkelijkheid zich zelfs in het erg linkse kamp onweerstaanbaar op te dringen. Maar wat moet het voor de linkse mens vervelend zijn om het grote historische ongelijk steeds weer te moeten toegeven.

Vorige week was ze ineens zeer nadrukkelijk aanwezig in het nieuws: Andrée van Es, in Amsterdam wethouder namens GroenLinks. Ze gaf interviews aan Trouw en de Volkskrant en verscheen bij Knevel & Van de Brink. Ze mocht komen uitleggen dat de Nederlandse samenleving wat hoffelijker moet worden.

Van Es (1953) was in de jaren tachtig Kamerlid voor de Pacifistisch-Socialistische Partij (opgegaan in GroenLinks). Daarna verdween ze in de wereld van de VPRO en de Balie en speelde ze een rol bij de inburgering van Máxima. Ze was directeur-generaal op het ministerie van Binnenlandse Zaken en keerde weer terug in de politiek. Sinds vorig jaar is ze wethouder in Amsterdam, de stad van 183 nationaliteiten, en gaat ze in die functie over zaken als participatie en integratie.

Naar de Amsterdamse gemeenteraad heeft ze een brief geschreven over het onderwerp ‘Burgerschap en Diversiteit’. Ondertitel: ‘Geen burgerschap zonder hoffelijkheid’. In de traditie van Amsterdam en van de radicale chique waartoe Van Es zich in 1973 bekeerde (bij de dood van de socialistische Chileense president Allende) gaat het in zulke brieven veelal over ‘beleidsvoornemens’. Maar nu gaat het over wat de stad van de burgers verwacht, hoe ze met elkaar moeten omgaan, hoe ze minder ruw en onwelwillend met elkaar moeten omgaan.

Van Es onderbouwt haar betoog met een beroep op de politiek filosoof John Rawls: ‘Hoe kunnen vrije en gelijke burgers die van inzicht verschillen over godsdienstige, filosofische en levensbeschouwelijke zaken vreedzaam met elkaar samenleven? Burgerschap, met alle verschillen van mening, ook fundamenteel, die daarbij horen, kan volgens Rawls niet zonder civility: hoffelijkheid.’

En het gaat niet alleen om hoffelijkheid: onwilligen moeten aan het werk op verbeurte van hun uitkering, het moet afgelopen zijn met de overlast door jongeren, pardon: Marokkaanse jongeren, de overheid is er niet langer om alle problemen op te lossen maar moet de zelfredzaamheid van burgers hooguit faciliteren, en alle problemen zijn begonnen met de multiculturele samenleving.

Je wrijft even in je ogen: als het allemaal niet rechts is, dan is het in ieder geval ook erg conservatief. Volgens Van Es zelf is ze vooral ‘eerlijker’ geworden.
Inderdaad, Van Es en de haren zijn altijd oneerlijk geweest. Dat wil zeggen: ze hebben gelogen. Problemen mochten niet worden benoemd. De multiculturele samenleving was een hoog ideaal en wie zich ertegen verzette of over de schaduwzijden durfde beginnen, was een racist, een nationalist, rancuneus, erg blank met een dikke onderbuik. De politiek ontfermde zich over de zwakken. Wie van zelfredzaamheid repte, was rechts, had geen idealen maar slechts belangen, en behoorde tot de verderfelijke mensensoort die meende dat armoede en achterstand vooral eigen schuld was.

Van Es is van het linkse geloof gevallen dat ijverde voor bevrijding, emancipatie en individualisme en daarmee een beslissende bijdrage heeft geleverd aan de vergruizing van het culturele fundament dat een samenleving moet dragen. Ieder voor zich en de staat voor ons allen, was de leuze van deze dames en heren. En filosofen als Rawls, de held van de pluralistische samenleving en het verzet tegen ‘de oneerlijke verdeling van aanleg en talenten’, waren hun helden.

Nu moeten burgers weer voor zichzelf zorgen en wat vriendelijker worden in de omgang met elkaar. Want het multiculturele ideaal dat de generatie van Van Es met zoveel morele hooghartigheid heeft uitgedragen, is stuk gelopen op de harde werkelijkheid. De chaos laat zich niet meer vanuit het gemeentehuis beteugelen, zo heeft Van Es moeten vaststellen, twintig jaar na Bolkestein, tien jaar na Paul Scheffer en Pim Fortuyn. Ex-communist word je na de val van de Muur.

Beter (te) laat dan nooit natuurlijk. Ik tel mijn zegeningen.

Hartelijk welkom, mevrouw Van Es, in het conservatieve kamp. Met de grote Amerikaanse neoconservatief Irving Kristol bent u een ‘liberal who has been mugged by reality’, en daarmee feliciteer ik u. Ik bewonder uw moed. Want ik kan me goed voorstellen dat u deze stap met enige tegenzin zet. U en de uwen – ik denk niet alleen aan Paul Scheffer maar ook aan NRC-columnist Bas Heijne met zijn recente essay Moeten wij van elkaar houden? - belichaamden de weldenkendheid en moeten steeds meer hun grote historische ongelijk komen opbiechten nu de werkelijkheid zich onaangenaam opdringt. U en de uwen gaan daarmee in feite net zo pragmatisch en opportunistisch met het eigen gedachtegoed om als de gemiddelde politieke partij, en het moet pijnlijk zijn dat bij u zelf vast te stellen. U erkent dat historische ongelijk natuurlijk niet, maar stelt vast dat anderen u uw gedachtegoed en de consequenties daarvan wel eens met recht en reden kwalijk kunnen gaan nemen. Een concessie aan die werkelijkheid, zoals u die maakt, zou je daarom bijna kunnen zien als een smoes, om te laten zien dat u en de uwen op hun schreden zijn teruggekeerd en het allemaal zelf hebben bedacht, over die hoffelijkheid en zo.





U hebt in uw jeugd in de Haagse Vogelwijk ongetwijfeld het gymnasium bezocht en Horatius gelezen. Waarschijnlijk ook het gedicht over die hooivork, weet u nog wel, waarmee je dacht alles overboord te kunnen gooien, en over die menselijke natuur en de werkelijkheid die toch altijd weer blijven terugkeren en hun rechten opeisen.





Nogmaals: links en de moraal


Wethouder Andrée van Es kreeg onlangs alle gelegenheid om links en rechts uit te venten hoe zij haar portefeuille participatie en integratie in Amsterdam gaat invullen: door een pleidooi voor hoffelijkheid. Op deze plaats wijdde ik daar vorige week een stukje aan. Ik stelde daar dat die keuze van Van Es – een politiek pleidooi voor deugdzaamheid - nieuw was voor een progressief politicus. Linkse politici hebben zich in het recente verleden immers onderscheiden met pleidooien voor maximale vrijheid en tegen elke vorm van ‘betutteling’. Als daar problemen uit ontstonden, moest de overheid die oplossen. Van Es heeft dus ineens een politieke draai van 180 graden gemaakt. Maar goed, zo schreef ik, hoe ongeloofwaardig zo’n tournure ook is, beter laat dan nooit, zo’n pleidooi, en met een royaal gebaar heette ik wethouder Van Es van harte welkom in het conservatieve kamp.

Dat is niet overal even zeer gewaardeerd, zoals al snel bleek uit de vele boze reacties op deze website, op die van de Volkskrant en De Pers en enkele blogs.
Die kritiek was niet altijd even intelligent. Het verwijt dat mij vooral is gemaakt was het verwijt van de hovaardij. Ik zou betoogd hebben dat rechtse mensen hoffelijk zijn en linkse mensen niet. Ik zou het rechtse alleenrecht op hoffelijkheid hebben afgekondigd.

En dat is niet zo. In de eerste plaats had ik het niet over ‘rechts’ maar over ‘conservatief’. Ik geef toe dat het enige politieke scholing vraagt om het onderscheid te kunnen maken. Maar als rechts voor een kleine overheid staat die zich tot haar kerntaken beperkt, dan voegt de conservatief daaraan toe dat een samenleving voor alles een cultureel fundament nodig heeft van burgers die goed zijn opgevoed en goed onderwijs hebben ontvangen. We moeten immers wel weten hoe we met onze vrijheid behoren om te gaan.

In de tweede plaats zou ik niet graag beweren dat linkse mensen als individuen onhoffelijk zijn en rechtse mensen altijd hoffelijk. (Zo ben ik ook niet opgevoed. Toen ik in de kinderstoel al onvervalst rechts zat te kraaien, hief mijn moeder haar vinger en citeerde haar devies: ‘Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle’). Daar gaat het natuurlijk ook helemaal niet om. Het gaat erom of pleidooien voor hoffelijkheid (waarden en normen, deugden, een cultureel fundament, of hoe je het ook wilt noemen) een plaats mogen hebben in politieke discussies over de ravages die het vrijzinnig-progressieve ideaal van het multiculturalisme in de Nederlandse samenleving heeft aangericht. Conservatieven – en sommige rechts-liberale politici, zoals Frits Bolkestein – doen dat al tijden lang, Andrée van Es doet dat nu voor het eerst. Ik heb mijn linkse critici uitgedaagd mij voorbeelden te geven van progressieve pleidooien voor hoffelijkheid in het kader van een discussie over de multiculturele samenleving. Een antwoord zijn zij mij allen schuldig gebleven.





Daar komt nog iets bij. Het voorbeeld van Van Es staat natuurlijk niet op zichzelf. Links heeft er een handje van om na verloop van tijd de rechtse (conservatieve) pleidooien te herhalen. En als het dan door iemand uit de linkse hoek wordt gezegd, dan mag het ineens. Dan wordt ook net gedaan alsof die persoon het voor het eerst heeft gezegd. En worden er rare draaien aan dat linkse plagiaat van rechts gegeven.
Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Paul Scheffer. Frits Bolkestein stak al tien jaar zijn betogen tegen de schaduwkanten van de multiculturele samenleving af maar vond zelden enig onthaal. Volgens Jacques Wallage van de PvdA viste hij in het troebele water van het autochtone ressentiment. Toen Paul Scheffer echter tien jaar geleden paginagroot in NRC zijn beroemde stuk tegen het multiculturalisme publiceerde, werd aan dat krantenartikel een heus Kamerdebat gewijd en mocht hij sindsdien door het leven als de kampioen van wakker geworden links. Natuurlijk hebben de bijdragen van Scheffer grote verdiensten, maar hij heeft weinig gezegd wat al niet eerder was gezegd.





Hetzelfde geldt min of meer voor het recente essay van NRC-columnist Bas Heijne (Moeten wij van elkaar houden?). Links laboreert aan een vreemd affect, een nervositeit bijna, en dat is het verzet tegen elke poging iets te formuleren van een verhaal (identiteit) dat alle andere verhalen (identiteiten) overstijgt. Dat riekt al snel naar rechts-nationalistische dwingelandij, is bij voorbaat heel ‘eng’, en het volgende godwinnetje is dan nooit ver weg. Nu heeft Bas Heijne ingezien dat het beroep op abstracties als Grondwet en rechtstaat door de (zelf benoemde) politieke, bestuurlijke en intellectuele elite niet helpt, en dat we daarom in het debat over de multiculturele samenleving toch een verhaal (identiteit) moeten formuleren. Ook deze vooruitgang op links boek ik graag als winst, en ik accepteer deze positie graag als nieuw uitgangspunt voor een debat dat ons misschien eindelijk ergens kan brengen, maar merkwaardig blijft het: dat het verhaal nu wel mag omdat het in de NRC staat.

Het pleidooi dat links van rechts overschrijft, wordt in zulke gevallen niet alleen als nieuw en origineel gepresenteerd maar ook in een uitgesproken links discours ingebed en daarmee misbruikt. Politici als Van Es doen nu bijvoorbeeld net alsof zij het publieke pleidooi voor hoffelijkheid hebben ontdekt in hun verzet tegen de retoriek van Geert Wilders (kijk de uitzending van Knevel & Van den Brink waarin Van Es optrad, er maar op na). In zijn achterban zouden zich immers de primitieven bevinden, ‘rancuneuze types zonder moraal, zonder principes’ (Anil Ramdas).

Maar pleidooien voor hoffelijkheid, beste linksmens, zijn niet bedoeld om ons af te zetten tegen één specifiek groep. Onfatsoen laat zich niet indelen naar politieke achtergrond. Pleidooien voor hoffelijkheid en fatsoen zijn een algemeen appel op de samenleving om het culturele fundament onder onze rechtstaat, civil society en economie te onderhouden.

Links jat dus rechtse pleidooien als trucje voor eigen partijpolitiek gewin. Links is daarmee ongeloofwaardig, opportunistisch en vals.

Is dat reden tot somberte? Welnee. Links biedt altijd alle reden tot vrolijkheid. Want over vijf jaar staat in de Volkskrant wat deze week in de Elsevier staat. En over vijf jaar is zelfs de meest linkse lezer van dit stukje het met de inhoud ervan eens.