7.12.09

Benno Barnard over ds. Doornenbal

Op de website van het Belgische weekblad Knack is de dichter-schrijver-essayist Benno Barnard aan een uitvoerige bespreking begonnen van mijn boek over ds. J. T. Doornenbal: 'Zelfportret als J. T. Doornenbal'.
Hieronder het eerste deel:



Sinds ik het in 1976 voorgoed achter me heb gelaten, is mijn geboorteland zonder verder causaal verband behoorlijk onleefbaar geworden, en ik doe het graag aan Geert van Istendael cadeau, die erin liefhebbert zoals ik in België. Maar terwijl het in de tijd steeds verder van me vandaan glijdt, blijf ik het merkwaardig vinden dat zoveel ontwikkelde Vlamingen met een diepe antropologische verbazing naar de traditionele protestantse cultuur in Nederland staren, als naar een pruimenbrandewijn zwelgende stam van lichtgeraakte messentrekkers in de Balkan.

Een enkele lezende Vlaming heeft een nogal karikaturaal beeld aan Maarten 't Hart of Jan Wolkers ontleend, maar hun romans beschrijven marginale vormen van fundamentalistisch protestantisme, dat verder geen kwaad kan maar ook niet erg interessant is.

Wie werkelijk iets wil doorgronden van de schoonheden en beperkingen van de beschavingsvorm waaruit ik ben gekweekt, moet een ander, wonderlijk boek lezen, te weten 'Als je eenmaal hebt liefgehad, Over ds. J.T. Doornenbal, geloof, cultuur en politiek' van Bart Jan Spruyt (Boekencentrum, 2009). De schrijver (geboren in 1964) is historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van het christelijk verzet tegen Hitler, columnist van Elsevier en voorzitter van de conservatieve Edmund Burke Stichting. Ik vermeld zijn geboortejaar niet zomaar: er bestaan ook conservatieve denkers onder de tachtig.

Verbeeld ik me dat of hoor ik daar al het gekef van de vooroordelen, die het woord conservatisme volgen als poedels hun oudere dame? Er zijn zelfs twee oudere dames, die samen een wandelingetje maken, want het betreft hier een studie over christelijk conservatisme. Dat moet wel over iets dubbel vreselijks gaan! Bij die voorspelbare reactie teken ik aan dat de christianofobie onder weldenkenden een door het centrum van Jozef De Witte sterk onderschat verschijnsel is.

Jacobus Teunis Doornenbal (1909-1975) geldt voor Spruyt - zelf een christelijk conservatief, maar die overtuiging tast zijn zin voor de historische wetenschap geenszins aan - als een exemplarische figuur: geboren voor de Eerste Wereldoorlog, gestorven na mei '68. Daarmee behoort hij tot de laatste brede lichting van tolerante, cultuurdragende, door een mengeling van reformatie en humanisme gevormde dominees, een continuüm dat dankzij de secularisatie heeft opgehouden gecontinueerd te worden. Niet dat dominees als J.T. Doornenbal niet meer bestaan, maar hun plaats is naar de periferie verschoven.

Vier eeuwen lang vormden deze dominees de ruggengraat van het mystieke lichaam geheten het Nederlandse volk. Er zijn families die ononderbroken van vader op zoon dominees hebben voortgebracht, vierhonderd jaar lang, generatie na generatie. Aan domineeszaad ontsproten kinderen, zeker de exemplaren die op het platteland zijn opgegroeid, in het magische claustrum van een oeroude dorpspastorie met een grote tuin en een boomgaard, herkennen elkaar aan hun taalgebruik en hun humor, maar vooral aan hun heimwee.

De dominee! Exoot in dit Vlaanderen, steen uit de ruimte, artefact in een vitrine met voorwerpen uit de Beschaving van Calvijn, 1509-1968...

Allereerst dient de lezer te weten dat Doornenbal, zoals menige dominee, wekelijks stukjes schreef in een regionaal kerkblad. Daar moet men niet te gering over denken. Veel Nederlandse literatuur is protestants, ook als zij anti-protestants is. Maar hoeveel Vlaamse studenten in de letteren verkwisten hun tijd niet aan contemporain gezeur, zonder Gerrit Achterberg - 'godsdienst hangt zwaar tegen de hanebalken' - te kennen? In 1953 las Doornenbal de poëzie van Achterberg in het licht van de verhouding tussen het 'aesthetische en ethische' bij Kierkegaard, welke categorieën hij vergeleek met 'de strijd tussen Es en 't Ik'. Die stukjes schrijvende dominees, die figuurtjes in het achterdoek van de eigenlijke literatuur, die waren niet zo dom.

Maar terzake. Ik wil hier het conservatisme van Spruyt en Doornenbal uitleggen, en mijn eigen houding ertegenover. Doornenbal maakte de 'invasie van de moderniteit' mee en gaf zich daar voor het eerst rekenschap van toen een dienstmeisje 'aarzelend met de traditie brak door haar nieuwe kanten muts niet te vervangen door een rouwmuts toen een oudtante was gestorven die zij, nota bene, nooit had gezien'. Weldra zou iedereen 'dezelfde soort smakeloze kleding' dragen. Een nivellering naar beneden toe beroofde de Nederlanders van hun schoonheid, hun traditie, hun spiritualiteit en hun verstand.

Die Jacobus Teunis!

Maar ik herken zijn weemoed, dat besef dat een tijdperk ten einde loopt. Alles evolueert permanent, dat is al zo sinds de eerste pijlpunt. Maar de voorbije veertig jaar zijn de veranderingen zo radicaal! Ze grijpen in zo'n krankzinnig tempo plaats! Warempel, wat moet een Doornenbalachtige als ik nog in de tijd, nu de digitale technologie het geheugen van een nieuwe generatie door een collectief superbrein vervangen heeft?

Wordt vervolgd

No comments: