29.4.09

Bij de SGP Jongeren in de Hoekse Waard

Gisteravond een erg leuke avond gehad bij de SGP Jongeren, op een bijeenkomst in Oud-Beijerland. Ik werd geïnterviewd door Riekelt Pasterkamp, en na de pauze was er een discussie met de zaal, samen met Dirk-Jan Nijsink (van de SGPJ). Er was geen pers, maar er zat blijkbaar wel een blogger in de zaal: ConservatieForever.

22.4.09

Europa's eerste revolutie*

De scheiding van kerk en staat is een christelijke verworvenheid, en het resultaat van een revolutie die wij ons weer bewust moeten worden, zo blijkt uit een magistraal boek van Tom Holland.
Hieronder mijn laatste lange recensie voor HP/De Tijd. Ik word twee keer gehalveerd: de frequentie gaat van één keer per twee weken naar één keer per maand en de lengte van 1000 naar 475 woorden.



Wie een boek opent dat begint met de zin: ‘Uitgerekend de slechtste tijd van het jaar voor een reis – en ook nog eens een heel slecht jaar’, die weet onmiddellijk dat het boek dat hij in handen houdt een bijzonder boek is. Want ook al is deze zin uit het oorspronkelijke Engels in het Nederlands vertaald, en ook al maakt de auteur zelf niet duidelijk waarnaar hij met deze woorden verwijst, je hoort toch direct de beginregels van het gedicht ‘Journey of the Magi’ van T. S. Eliot (hier geciteerd in de vertaling van Martinus Nijhof):

Het was een koude tocht,
En de slechtste tijd van het jaar
Voor een reis, voor zulk een verre reis.
De wegen modderig, het weer guur,
De winter op zijn strengst.


In het oorspronkelijke gedicht van Eliot staan deze regels tussen aanhalingstekens. Zij zijn een citaat, afkomstig uit een zeventiende-eeuwse preek, uitgesproken door Lancelot Andrewes, een bisschop die Eliot zo zeer om zijn ingetogen proza bewonderde dat hij hem niet alleen citeerde in een gedicht (zonder bronvermelding), maar ook een heel essay aan hem wijdde.

T. S. Eliot, een zeventiende-eeuwse bisschop, een gedicht en een preek over de lange en moeitevolle reis van de Bijbelse ‘wijzen uit het oosten’, die een ster aan de hemel hebben zien staan en door die ster te volgen uitkomen bij de stal in Bethlehem waar de Zoon van God is geboren – deze hele traditie klinkt mee (maar voor hoeveel mensen is dit nog herkenbaar?) in de openingszin van het nieuwe boek van Tom Holland.

Holland gebruikt het citaat niet voor een betoog over de wijzen uit het oosten, maar voor de barre tocht die de Duitse keizer Hendrik IV in 1076 met een gevolg van zo’n vijftig man aflegde. Het was het einde van de decembermaand, het sneeuwde al weken achter elkaar en in de Alpen lag de sneeuw hoger dan ooit. Hendrik en zijn gezelschap, die zigzaggend de steile Mont Cenis beklommen, werd dan ook door de lokale bevolking geraden terug te keren en de missie tot het voorjaar uit te stellen.

Maar dat deed Hendrik niet. Hij zette door, sneeuwstormen en strenge vorst trotserend, soms op handen en voeten kruipend, gewond en geschaafd, tot eind januari van het jaar 1077 aan toe. Het laatste stuk van zijn reis, die als bestemming een vesting in de Apennijnen had – het kasteel Canossa - , liep hij blootsvoets en ging hij gehuld in wol, zonder enige koninklijke luister. Hij hield zijn hoofd gebogen en tranen stroomden over zijn gezicht. Hij verdroeg de vernedering om drie dagen lang, te midden van andere boetelingen, rillend van de kou in de sneeuw voor de poorten van de binnenmuur van het kasteel te wachten.

Wat bezielde Hendrik, keizer van Duitsland, voortzetter van de traditie van de Romeinse keizers, om deze barre tocht op zo’n onwaardige manier af te leggen?
In het kasteel van Canossa bevond zich de paus, Gregorius VII, opvolger van Petrus, plaatsbekleder van Christus op aarde, vader van de wereldkerk. Hij had zich daar verscholen omdat hij wist dat de keizer in aantocht was, en hij had alle reden om te denken dat hendrik uit was op wraak. In het voorjaar van 1076 had de paus de keizer geëxcommuniceerd. Aanleiding was een poging van Hendrik geweest om de paus – die in de ogen van de keizer een bedreiging voor de christenwereld vormde – te dwingen tot aftreden. Dat was niet ongebruikelijk, dat een keizer zo iets deed. De oude en officiële theorie van paus Gelasius luidde weliswaar dat de paus een zwaardere verantwoordelijkheid had dan de keizer, ook in wereldlijke aangelegenheden, maar in de praktijk hadden de meeste pausen niet zonder de bescherming van de keizer gekund.
Maar Gregorius was net uit iets ander hout gesneden. Hij weigerde zich aan keizer Hendrik te onderwerpen en koos voor de tegenaanval. Hij plaatse hem buiten de kerk en liet weten dat alle onderdanen van de keizer hem, hun wereldse heerser, niet langer trouw en gehoorzaamheid verschuldigd waren. En dat hadden de Duitse vorsten zich geen twee keer laten vertellen. Zij beraamden plannen om de keizer ten val te brengen en het keizerrijk was daarmee onbestuurbaar geworden.

Vandaar dus de tocht en de haast van Hendrik. Dat was, naar de paus ook al snel duidelijk werd, geen wraaktocht maar één lange boetedoening om de excommunicatie ongedaan te maken en weer in de gunst van de kerk te komen.

Na die drie dagen die Hendrik voor de poorten van de vesting had doorgebracht, verkleumd biddend en smekend, had de paus de binnenpoorten laten ontgrendelen en Hendrik toegelaten. Hij vergaf hem met een pontificale kus.

Er was hier meer aan de hand dan een botsing tussen de twee grote ego’s van een kerkelijk en een wereldlijk vorst. De onderhandelingen tussen paus Gregorius en keizer Hendrik resulteerden in een nieuwe stand van zaken die volgens befaamde mediëvisten ‘het opmerkelijkste feit uit de middeleeuwse geschiedenis’ mag heten. Er voltrok zich een revolutie, die even ingrijpend was als later de Reformatie, de Renaissance of de Franse Revolutie. Er werd een nieuwe wereldorde gesticht. De wereld werd in deze zogeheten ‘investituurstrijd’ in tweeën gedeeld. Er kwam een domein voor het geestelijke en een domein voor het wereldlijke. Koningen mochten zich niet meer met de zaken van de kerk bemoeien. Kerk en staat werden gescheiden.
Het is opmerkelijk dat deze stap vooruit, gezet door de Rooms-Katholieke Kerk, niet het krediet heeft gekregen die zij verdient. ‘Wij gaan níet naar Canossa!’, riep de Duitse kanselier Bischmark in 1872 in de Rijksdag uit, en hij bedoelde daarmee dat het hem niet zou gebeuren dat de kerk de Duitse opmars naar verlichting en vooruitgang zou tegenhouden. En de scheiding van kerk en staat heet in onze dagen een verworvenheid van de Verlichting, geclaimd door liberalen en ander onchristelijk volk.

Dat Gregorius niet de roem en faam van een Luther, Erasmus of Voltaire heeft gekregen, komt volgens Holland doordat de revolutie die hij voltrok voltooid is en het ideaal een vanzelfsprekende zaak is geworden. Dat kerk en staat los van elkaar moeten bestaan, is sinds de elfde eeuw een fundamenteel gegeven in de Europese samenleving en cultuur.

Wij kunnen ons niet meer voorstellen dat deze eerste Europese revolutie ook anders had kunnen aflopen. ‘Zelfs de recente instroom van omvangrijke groepen immigranten uit niet-christelijke culturen kan het geheugen in het westen op dit punt nauwelijks opfrissen’, schrijft Holland. ‘Over bijvoorbeeld de islam wordt vaak gezegd dat die nooit een reformatie heeft gekend – terwijl het meer hout zou snijden om te zeggen dat die godsdienst nooit een ‘Canossa’ heeft gekend. Voor vrome moslims van nu is het idee van een scheiding tussen politiek en religie even verwerpelijk als voor de meeste tegenstanders van Gregorius toen.’

Tom Holland (1970) heeft opnieuw – na Perzisch vuur uit 2007 over de eerste oorlog tussen Oost en West, en na Rubicon uit 2006 over het einde van de Romeinse Republiek – een fantastisch boek geschreven, adembenemende lectuur over een revolutie die uit ons gemeenschappelijk geheugen is verdwenen, over een vanzelfsprekendheid die wij ons weer bewust moeten worden om een terugval in de situatie van vóór die revolutie te voorkomen.


Tom Holland
De gang naar Canossa
Athenaeum € 29,95


* eerder verschenen in HP/De Tijd

17.4.09

Hopen op een genadeloze afstraffing

Op de website van de NOS schrijf ik vanaf vandaag om de week een column over de Europese verkiezingen van 4 juni a.s.

Langzaam maar zeker beginnen we aan de gedachte te wennen dat we over een week of wat weer naar de stembus mogen, dit keer om te bepalen wie er namens ons in het Europees parlement zullen gaan zitten. De lijsttrekkers van zes Nederlandse politieke partijen hebben hun eerste debatje al gevoerd, wat onwennig nog, voor een zaal met louter eurocraten.

Het was een beetje schokkend, al die oude en vertrouwde hoofden daar in Brussel – waren ze nu gepromoveerd of afgeserveerd? Schokkender nog (want onverwachter) was voor mij een bericht in de Volkskrant over de Europese partij Libertas met een foto erbij waarop ik mijn oud-collega Eline van den Broek ontwaarde. Eline is de Nederlandse lijsttrekster van deze partij, en hief het glas met de oprichter van Libertas, de Ierse zakenman Declan Ganley. Maar wat voor een glas! Sinasappelsap! Zo kende ik Eline nog niet, en zo hebben we haar destijds bij de Edmund Burke Stichting niet opgevoed!

Ondertussen is Libertas wel een van de meest interessante verschijnselen rond deze verkiezingen. Het is de eerste en enige pan-Europese partij. En die Ganley is – hulde, hulde! – de man achter het Ierse ‘nee’ tegen het verdrag van Lissabon, de opvolger van de Europese Grondwet, en Ganley (geen euroscepticus trouwens) wil van deze verkiezingen een referendum over dat verdrag maken.

Dat lijkt me een goed idee. Jean Monnet, een van de oprichters van de Europese Unie, heeft ooit gezegd: ‘De Europese naties moeten naar een superstaat worden geleid zonder dat de bevolking van die naties precies begrijpt wat er gebeurt.’
Deze politiek van verhulling en bedrog heeft een voorlopig dieptepunt bereikt in dat verdrag van Lissabon, dat ons belangrijke veto’s heeft ontfutseld en de natiestaat daarmee verder heeft ontmanteld. En politici denken altijd maar weer dat ze er mee weg kunnen komen. Zo zei Frans Timmermans onlangs in een interview met Le Monde dat wij Nederlanders, ondanks dat ‘nee’ van vier jaar geleden, inmiddels erg blij waren met de manier waarop een Europese regering steeds meer gestalte krijgt.

Ik hoop dus, op 4 juni, op een genadeloze afstraffing van alle partijen die met Lissabon hebben ingestemd. Naar wie moet de winst dan gaan? Dat gaan we de komende weken nauwgezet bekijken. Wat zou het leuk zijn, trouwens, als Eline het zo goed doet dat we met een rein geweten op haar kunnen stemmen. Maar dan moet ze die sinasappelsap wel voor iets pittigers inruilen.

15.4.09

Ali Radikali

Mijn column in de Elsevier van deze week gaat over het gedoe rond Ali Eddaoudi, die graag imam in het leger wil worden. Hij huldigt echter abjecte opvattingen. Zo gelooft hij dat de strijd tegen het islamitisch terrorisme in Afghanistan een westerse kruistocht tegen de islam is. Nu zijn gedachten vrij, zelfs die van deze Ali Radikali. Maar zijn opvattingen reflecteren overtuigingen die hem volstrekt ongeschikt maken voor de functie die hij ambieert:

'... het gaat er natuurlijk niet om dát Ali iets heeft gezegd maar wát hij heeft gezegd. Als columnist mag hij schrijven wat hij wil. Maar zijn uitlatingen en opvattingen zijn onverenigbaar met de functie die hij zo graag wil hebben. Omdat we in ons leger niet op radicale hitsers zitten te wachten, en geen dubbelhartigen kunnen opnemen wier ongedeelde loyaliteit uiteindelijk niet bij ons land, ons leger en onze missie blijkt te liggen...'

Lees de gehele column in de onvolprezen Elsevier, en abonneer u hier.

Denkfout van de onderkoning

Mijn column in de Binnenlands Bestuur van deze week gaat over de jaarrede van Herman Tjeenk Willink, als vice-voorzitter van de Raad van State ook wel de onderkoning van Nederland genoemd. Hij zei dat het centrum van de Nederlandse politiek verschrompelt als gevolg van de radicale vleugels. Maar het is natuurlijk precies andersom: door hun falen hebben de traditionele partijen zelf de vleugels opgeroepen en sterk gemaakt.


De Raad van State is een eerbiedwaardig orgaan van de Nederlandse staat. Het bestaat al sinds de dagen van Karel V, die zijn zuster Maria van Hongarije in 1531 als landvoogdes over de Nederlanden aanstelde en haar liet bijstaan door een college van adviseurs, de Raad van State.

Dit college bestaat zoals bekend nog steeds en heeft twee belangrijke taken: het beoordeelt wetsvoorstellen van de regering en het spreekt recht in geschillen tussen overheid en burger. De Raad is dus een van de pijlers onder onze democratische rechtsstaat.

De meeste burgers zullen nauwelijks met de Raad van State te maken hebben, maar één keer per jaar hoort iedereen van de Raad. In april zoekt de Raad namelijk nadrukkelijk de publiciteit, wanneer de vicepresident, de heer Herman Tjeenk Willink (PvdA), het jaarrapport van de Raad publiceert en daar naar het voorbeeld van de Majesteit zelve een soort troonrede aan toevoegt, ‘algemene beschouwingen’, zoals hij ze zelf noemt.

Tjeenk Willink (67) is, zo gezegd, een echte insider. Zijn hele leven heeft zich rondom de Haagse Hofvijver afgespeeld. Hij was adviseur van premiers, senator en voorzitter van de Eerste kamer, en nu dus, twaalf jaar al weer, onderkoning van Nederland. Hij moet dus wel heel erg knap zijn, dat is hij ook, en hij lijkt me ook erg aardig.

In zijn algemene beschouwingen van dit jaar gaf Tjeenk Willink een interessante beschouwing ten beste over het belang van een goed functionerende democratische rechtsstaat, juist in tijden van crises. Daarvan is volgens Tjeenk Willink alleen sprake wanneer de markt tegenspel krijgt van de staat en de staat van zelfbewuste burgers, en wanneer dit alles wordt gedragen door een ‘gemeenschappelijke oriëntatie’ op de grondbeginselen van de rechtsstaat en door onderling vertrouwen.

Het zijn mooie woorden, maar het heeft alleen zin er aandacht voor te vragen wanneer je het idee hebt dat die democratie van ons momenteel helemaal niet zo goed functioneert. Heeft de onderkoning van Nederland zo zijn zorgen?

Volgens Tjeenk Willink leven we in sombere tijden. Als sociaaldemocraat hekelt hij het zogenaamde neoliberalisme dat de staat in een bedrijf en de burger in een klant van dat bedrijf heeft veranderd. Dat is ongelukkig, inderdaad, maar heeft niets met ‘neoliberalisme’ te maken. Het gaat om een relatie tussen de staat en een verindividualiseerde samenleving die al getekend is in de bijbel van de democratie, bijna tweehonderd jaar geleden geschreven door Alexis de Tocqueville.

Beter is het punt dat Tjeenk Willink heeft gemaakt over ‘ons stelsel van gematigd monisme’, waarbij (zoals we hebben gezien in het debat over de maatregelen tegen de kredietcrisis) de coalitie de zaken volledig dichttimmert en de oppositie zich buitenspel gezet voelt (en deels uit het debat wegloopt). Wanneer dat gebeurt, kan de oppositie, om nog enig initiatief naar zich toe te trekken, weinig meer doen dan incidenten opblazen en de volumeknop opendraaien. De media vinden dat prachtig.

Zo gaat het inderdaad. De voetbalwedstrijden van de Nederlandse politiek worden niet op het veld maar in de kleedkamer beslist, en de oppositie kan alleen om rode kaarten roepen, die niet zullen worden uitgedeeld omdat de coalitie die kaart op zak heeft.

Maar Tjeenk Willink is van mening dat die oppositie gevaarlijk bezig is. Ze polariseren en wakkeren daarmee de tegenstellingen in de samenleving aan. De middelpuntvliedende krachten worden almaar sterker en maken het midden kapot.

Onze onderkoning maakt hier, als ik zo vrij mag zijn, een grote denkfout: hij verwart oorzaak en gevolg. Juist die bestuurscultuur van dat ‘gematigde monisme’ – en wat is daar eigenlijk gematigd aan? – heeft voor een gesloten, in zichzelf gekeerd systeem gezorgd dat nu eindelijk protest oproept. En het politieke midden krimpt niet omdat de vleugels op hoge toon een punt van immigratie en integratie maken, maar omdat het midden dat onderwerp heeft genegeerd en er nog steeds geen adequaat antwoord op heeft. Niet het kapotte midden is het gevolg van de polarisatie, maar de polarisatie is het gevolg van een midden dat al eerder kapot was. Alleen zagen we dat toen nog niet.

Een recensie van de eigen troonrede van de Raad van State roept op dit aangelegen punt vragen op over het oordeelsvermogen van Tjeenk Willink en daarmee over de staat van de Raad.

6.4.09

Conservatief Café

[persbericht]

From: F.J. Verhoef
Subject: Conservatief café (6 mei te Gouda)

Beste heer, mevrouw,

Conservatief Nederland lijkt massaal aan het webloggen geslagen. Nieuwe weblogs en conservatieve internetinitiatieven vliegen als paddenstoelen uit de grond. Er wordt volop gediscussieerd en geargumenteerd op het internet, maar, behoudens enkele initiatieven van de Edmund Burke Stichting en van bitterlemon.eu, blijft het daar tot nu toe ook bij. Het is daarom hoog tijd dat wij elkaar vaker en meer structureel in het echte leven ontmoeten en met elkaar in debat gaan.

Wij willen u daarom graag uitnodigen voor het Conservatief Café op 6 mei in Gouda. Bart Jan Spruyt, Elsevier-columnist en een van de oprichters van de Edmund Burke Stichting, zal een presentatie houden met als thema ‘wat conservatieven bindt’. Daarna zullen wij met elkaar gaan discussiëren en wat later op de avond is er voldoende mogelijkheid elkaar beter te leren kennen onder het genot van een drankje. Dit is kortom een uitstekende gelegenheid om elkaar te ontmoeten en het gesprek aan te gaan met medeconservatieven.

Doelstelling van deze avond is het samenbrengen van het brede spectrum van conservatieven uit alle hoeken van Nederland door middel van een presentatie, een debat en een informele ontmoeting met elkaar. Dit alles vindt plaats in de ambiance van een mooie zaal, koffie en drankjes. We zijn daardoor wel genoodzaakt een kleine toegangsprijs te vragen van acht euro de man. Aanmelding via onderstaand e-mailadres is noodzakelijk.

Nog even alles op een rijtje:

Presentatie: ‘Wat conservatieven bindt’ door Bart Jan Spruyt
Locatie: De Zalm, Markt 34 te Gouda
Datum: 6 mei 2009
Aanvang: 20:15 uur
Prijs: € 8,- p.p.
Aanmelding: conservatiefcafe@gmail.com

We hopen u te ontmoeten op het Conservatief Café in Gouda. Zou u dit bericht willen doorsturen naar vrienden en bekenden die mogelijk ook geïnteresseerd zijn?

Met vriendelijke groet,

Wilco Boender (conservatieforever.blogspot.com)
Rutger Schimmel (rutgerschimmel.wordpress.com)
Frank Verhoef (frankverhoef.wordpress.com)

3.4.09

Lenteschool Edmund Burke Stichting

De eerstvolgende activiteit van de Edmund Burke Stichting is de eendaagse Lenteschool die op 1 mei 2009 zal plaatshebben in Utrecht, met als docenten Diederik Boomsma, Emma Cohen de Lara, Patrick Overeem, Andreas Kinneging en mijzelf. Thema van de Lenteschool is: De relevantie van het conservatisme anno 2009. De bijeenkomst is bedoeld voor enthousiaste studenten, promovendi en recent afgestudeerden met affiniteit met het conservatisme. Voorkennis is niet vereist. De Lenteschool is vooral geschikt voor wie nooit eerder een bijeenkomst in het kader van het EBS-studentprogramma heeft gevolgd. Aanmelden kan door het sturen van een c.v. en een motivatie naar info@burkestichting.nl voor 6 april a.s.

Islam in Nederland

Het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie, tegenwoordig geleid door Gert-Jan Segers, organiseert morgen (zaterdag 4 april) een congres over de islam en Nederland. Voorafgaand aan deze conferentie, waarop ik een van de sprekers zal zijn (samen met o.a. Fatima Elatik en James Kennedy) publiceerde het christelijke opinieblad CV/Koers vandaag onderstaand interview met mij.

Het integratiedebat is in een teleurstellende impasse terechtgekomen, zegt Bart Jan Spruyt. Hij snapt niet hoe de Haagse elite de boventoon in het integratiedebat achteloos heeft overgelaten aan Geert Wilders. En vol ongeloof ziet Spruyt toe dat diezelfde Wilders “nu salonfähig wordt gemaakt.” Spruyt wil een botsing zien. Een hard maar fair debat om moslims de waarden van het vanouds christelijke Nederland bij te brengen.

Bart Jan Spruyt zit graag in kasteel Oudaen in Utrecht aan de Oudegracht. Hij heeft er veel herinneringen. Spruyt liep “op verschrikkelijke wijze een blauwtje”, toen hij met een grote bos bloemen vergeefs wachtte op de vrouw van zijn dromen. De bos bloemen gaf hij maar aan de dame achter de bar en met zijn gedroomde vrouw is hij alsnog getrouwd. Nu komt Spruyt vooral naar Oudaen om gesprekken te voeren.

Gesprekken voeren doet Spruyt graag. In interviewprogramma Het Gesprek, in het verleden als politiek verslaggever van het Reformatorisch Dagblad en nu als publicist voor onder meer Binnenlands Bestuur en Elsevier. Op zijn weblog ventileert Spruyt zijn visie op politiek en maatschappij. Dat gaat er soms niet zachtzinnig aan toe. “Fair maar hard. Zo moet het debat gevoerd worden”, vindt Spruyt dan ook. “En dat is nu precies wat ontbreekt in het debat over immigratie en integratie. Voorspelbare onderwerpen, voorspelbare mensen, voorspelbare meningen.”

“Ik zwalk hierin tussen hoop en wanhoop”, zegt Spruyt. “Hoopvol door bijvoorbeeld NL2023, een initiatief van een groep jonge Marokkanen. Ze willen duidelijk maken dat zij een constructieve bijdrage willen leveren aan de toekomst van Nederland, ondanks dan wel dankzij hun religieuze en culturele achtergrond.”

“Maar ik heb ook wantrouwen. Neem nu Ahmed Marcouch, de sheriff van Amsterdam Zuid-Oost. Met die man kon ik prima opschieten. Als ik 'm tegenkwam stompten we elkaar joviaal op de borst. Hij had goede ideeën en kwam met prima initiatieven. Maar dan maakt 'ie zich ineens sterk voor een subsidie voor een of andere fanatieke moslim die in Nederland een lezing moet komen geven. Dan denk ik: stink ik er gewoon telkens weer in? Of is er een dimensie die ik niet begrijp in deze problematiek, iets hogers of zo? Ik denk het eerste.”

Graniet
De islam ligt als een brok graniet in ons vlakke religieuze landschap, citeert Spruyt de liberaal-conservatieve socioloog Jacques van Doorn. “Daarmee kun je drie dingen doen. Het laten liggen, en kijken wat het wordt. Dat is levensgevaarlijk. Je kunt het bijschaven, zodat het gaat passen in ons polderland of je kunt 't wegpesten. Dat laatste is wat Geert Wilders voorstaat en dat is onmogelijk en ongewenst. Ik kies liever voor die tweede variant. Maak de moslims duidelijk hoe wij in onze cultuur met elkaar omgaan; een pluriforme cultuur van geloofsvrijheid en gewetensvrijheid. Als wij onze cultuur en traditie niet beschermen, gaan ze eraan. Nederland moet die botsing met de islam niet uit de weg gaan, want juist als je botst, wordt je je bewust van je eigen identiteit.”

U wilt de islam in Nederland bijschaven? Dat klinkt wat belerend. Verwacht u niets van de moslimbevolking zelf?
Op dat vlak niet. Als er ergens weinig zelfkritiek zit, is het wel bij de moslimgemeenschap. Maar ik zie dat bijschaven niet als iets eenzijdigs, maar ik wil dat doen in gesprek met de moslimbevolking. In debat. Een hard debat. En dat mag belerend zijn. Voor de islam in Nederland zal duidelijk moeten worden dat wij er hier bepaalde waarden op nahouden. Dat wij een grondwet hebben, een constitutie waarop onze samenleving is gebaseerd.

Dat klinkt als een debat met maar een mogelijke uitkomst...
Je verwacht toch niet dat als ik het debat inga, het mij niet kan schelen wat er uitkomt? Dat debat is geen dictaat. De moslims mogen natuurlijk iets terug zeggen, graag zelfs! Maar ik constateer dat er salafisten zijn, mensen met een dubbele agenda, die zich verschuilen achter de vrijheid van godsdienst en die ten onrechte gebruiken om een eigen parallelle samenleving te creëren. De rechten die wij grondwettelijk hebben, moet je niet misbruiken, want dan verlies je ze.

Maar er zullen veel moslims zijn, die zich daarin niet aangesproken voelen.
Dat zou best kunnen. Maar wat jij nu zegt, laat toch alleen maar zien dat er een debat nodig is. Niemand weet precies een antwoord op deze vragen.

Historicus George Harinck pleitte een tijd geleden voor een herverzuiling van de maatschappij. Laat de moslims zich maar verenigen. Dan zijn ze in elk geval duidelijk aanspreekbaar...
Dat ligt natuurlijk voor de hand. Balkenende heeft echter zelf gezegd dat wanneer de moslims zich verzuilen ze in een gevangenis van achterstand terechtkomen. Daarin heeft hij helaas gelijk. Onderzoek van Sjoerd Karsten, een PvdA'er voor de goede orde, wijst bovendien uit dat mensen op moslimscholen, die toch het gevolg van een herzuiling zullen zijn, elkaar niet stimuleren, maar elkaar omlaag trekken. Ze hebben geen voorbeelden aan wie ze zich kunnen spiegelen. Er zitten geen kinderen van tandartsen, advocaten of ingenieurs tussen. In een pluriforme samenleving met een flink debat komen we veel verder. Ik zie veel meer in een platform. Zoals die NL2023-club; nu nog klein, maar wellicht kan het zich verbreden. Dat stemt mij hoopvol.

Hobbels
Spruyt ziet echter ook veel hobbels op de weg naar een open debat. “Geert Wilders heeft de discussie over immigratie en integratie volledig naar zich toegetrokken, zodat debat hierover bijna onmogelijk is geworden. Ik verwijt dat ook de Haagse elite. Toen Wilders de politieke arena betrad, hadden zij de problemen die hij benoemde beter en intelligenter moeten benoemen dan hij. Maar ze hebben gezwegen, de andere kant op gekeken. En om toch gehoor te krijgen is Wilders steeds radicalere standpunten gaan uitkrijten.”

Eind 2005, begin 2006 was Bart Jan Spruyt de rechterhand van PVV-leider Geert Wilders. In die beginfase van de PVV schreef Spruyt mee aan het verkiezingsprogramma en was hij beste maatjes met Wilders. Nu is Spruyt volledig afgeknapt op Wilders, die met zijn partij in recente peilingen als grootste uit de bus kwam. “Ik had in beginsel de hoop dat we zouden komen tot een brede conservatieve beweging, maar daar was Wilders totaal niet in geïnteresseerd. Het gaat bij hem om 'ik: Geert Wilders.”

Wilders is geradicaliseerd, zegt Spruyt. “Ik weet nog goed dat hij een interview gaf aan het Algemeen Dagblad. Daarin zei hij onder meer: Over mijn lijk dat er een moslimburgemeester komt, in bijvoorbeeld. Rotterdam. Ik las dat stuk voor publicatie en toen heb ik tegen hem gezegd: Geert, dit kun je niet maken. Er komt een dag dat er een moslim komt, een oprechte democraat, die burgemeester wil worden. Daar kun je niet tegen zijn. Hij zei: Je hebt gelijk, ik schrap het. Maar nu Aboutaleb is aangesteld als burgemeester in Rotterdam, heeft Wilders grote kritiek. Je merkt dat er nu niemand meer is in zijn partij die enige kritiek op hem uitoefent; hij heeft een team vol ja-knikkers om zich heen verzameld.”

“Het enige dat Wilders wil, is dat blok graniet, die moslimbevolking wegpesten en zijn politieke dood uitstellen. Een tijdje geleden maakte hij z'n eerste grote blunder door te zeggen dat hij minister-president wil worden. Dat kan niet, ook al wordt de PVV de grootste. Want in een coalitie moeten concessies worden gedaan. En concessies kan Wilders niet verkopen aan zijn achterban.”

“Mij wordt wel eens rancune verweten. Maar dat is het niet. Het is niets persoonlijks, het gaat om een objectief verschil van mening. Persoonlijk, als mens mag ik Geert Wilders graag. Toen ik eens in het ziekenhuis lag, nam hij contact met me op. Dan belt hij eens, of hij stuurt een sms. 't Is jammer dat hij m'n kleine broertje niet is, heb ik vaak tegen hem gezegd. Ik zou hem dagelijks een pak slaag geven. Dan was er nog wel wat van te maken. Maar Geert is m'n broertje niet. Hij is een liberaal, en dan kun je nooit een held zijn. Voor een liberaal geldt maar éé ding als zijn hoogste goed: zijn eigen belang en zijn eigen persoon.”

Niet van Wilders
Volgens Spruyt wordt het tijd dat de Haagse politiek naast Wilders ook een standpunt gaat innemen over de islam in Nederland. “Dat is hard nodig. Ik ken mensen op het partijbureau van het CDA. Zij zeggen: Moslims? Nee, daar gaan we het niet over hebben. Wij zijn toch niet van Wilders. Dat valt mij zo tegen. En als Wilders Pieter van Geel bevraagt over de uitspraken van voormalig minister Vogelaar over een joods-christelijke-islamitische cultuur, dan zegt hij: 'christendom staat voor respect.' En dan loopt hij weg. Juist de christelijke partijen moeten duidelijk maken dat de constitutie, waar ik het over had, niet alleen dat dunne boekje is, maar ook de instituties die de democratische rechtstaat belichamen. En dat ons culturele fundament gevormd is in een eeuwenoude christelijke traditie. Constitutioneel patriottisme is hier op zijn plaats.

Is de worsteling van veel christenen niet begrijpelijk? Enerzijds zien ze de problematiek in de islam, maar ze willen ook hun ´christelijke medemenselijkheid´ betonen aan die moslims 'die het goed bedoelen'...
Flauwekul. Het heeft niks met medemenselijkheid te maken als je deze groep aan hun lot overlaat en laat gebeuren dat ze in een soort parallelle samenleving terechtkomen. Wie niet polemiseert, is niet bekeerd. . Polariseren is geen doel, maar wel een middel.

Welk geluid moet de christelijke gemeenschap volgens u laten horen in het islamdebat?
Ik zal je een schokkend verhaal vertellen. Ik heb een goede vriend in Engeland, Douglas Murray heet hij. Een goeie, geleerde jongen. Echt zo'n Oxford-knaap. Een neo-conservatief en Anglicaans bovendien. Beter kan niet, zou je zeggen. Maar nu las ik onlangs een artikel van hem met de kop: Studying the islam made me an atheist. De islam heeft ´m een atheïst gemaakt. Dit is precies waar ik bang voor ben. Ook in Nederland. Christenen die gaan zeggen: ach, die islam heeft ook wel gelijkenis met het christendom. Ze zijn ongeveer hetzelfde als het gaat om homo's, vrouwen en beide zien ze de mens als een afhankelijk schepsel Gods. Het trekken van die paralellen is levensgevaarlijk, want geloven zijn dan ineens relatieve varianten van dat ene verschijnsel, de pre-moderne religie.. Als christenen moeten we de islam beter bestuderen. Het christendom is een vredelievende godsdienst. Wij zijn niet uit op wereldheerschappij. De islam wel.

Laat de christelijke gemeenschap nu te weinig van zich horen?
Er kunnen natuurlijk zaken zijn die zich aan mijn aandacht onttrekken, maar in het algemeen hoor ik niet veel. Ieder jaar komen er bijvoorbeeld wel wat studenten langs die dan vertellen over hoe ze discussiëren over hun rol in het islamdebat. Moeten we ons terugtrekken in onze eigen groep of hebben we een boodschap voor de wereld. Natuurlijk zeggen ze iedere keer: Ja! We hebben een boodschap voor de wereld. Maar daar blijft het dan bij. Waarom zie ik ze nooit in de Rode Hoed debatteren en waarom lees ik nou nooit eens een stuk op de opiniepagina's van de Volkskrant?

U stelt dat christenen moeten opkomen voor de christelijke traditie waarop Nederland is gestoeld. Dat valt niet mee in een samenleving die steeds minder van christenen moet hebben.
Het herstel van ons cultureel fundament moet tóch komen uit de christelijke hoek. En daarin hoop ik sterk op een Reveil. Misschien is dat onwaarschijnlijk, maar dat was het in de negentiende eeuw ook. Ik ben hoopvol, want God is almachtig en goedertieren.